"Ik kan de juiste eenheid kiezen."

Kies de juiste eenheid.

Floris gaat op de weegschaal staan. Hij weegt 30 ......
In de kom van de goudvis zit een paar ...... water.
De brief die ik ga posten, weegt 20 ......
Ons huis is meer dan 10 ..... hoog!