Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Vul alles in en klik dan op "Controleer".

1. Vandaag gaat mijn vader het witte bestelbusje (inladen) .

2. Ome Henk (laden) zijn witte bestelbusje vorige week al in.

3. Zijn witte, (inladen) bestelbusje staat naast die van mijn vader.

4. Mijn vader (laden) op dit moment zijn witte bestelbusje in.

5. (laden) jij wel eens witte bestelbusjes in?

6. Jij (laden) zeker nooit een wit bestelbusje in.

7. (laden) je broer wel eens witte bestelbusjes in?

8. (laden) het witte bestelbusje in, en snel graag!

9. Ik heb het witte bestelbusje al (inladen) .

10. Gisteren (laden) ik mijn witte bestelbusje in.

11. Eigenlijk (laden) mijn broer en ik gisteren mijn witte bestelbusje in.

12. Is het nou afgelopen met het (inladen) van witte bestelbusjes?

13. Er zijn nu wel genoeg witte bestelbusjes (inladen) .