Spelling: oefening 4b
Welk woord is fout gespeld?
- Ik ben gestoken door een weps .
- Dat is zoeken naar een speld in een hooiberg.
- Op de weerkaart zie je dat het morgen zonnig wordt.
- Je hoeft niet zo te schreeuwen.
- Wanneer vurstuur je de uitnodigingen?
- Het onweer is vlakbij.
- Eten doe je met mes en vork.
- Je moet de kegels proberen om te gooien.
- Gaan we weer eens met de trijn?
- Het dier keek me vals aan.
- Stop eens met stoeien!
- Op zaterdag ga ik naar de manege.
- De twee visen spartelden.
- Wanneer is het Pasen?
- Je moet volhouden!
- Houd de fakkel maar stevig vast.
- Ik krijg een konein.
- Ik verkleed me als prinses.
- Hebben we nog genoeg suiker?
- Ga je mee?
- We moeten nog naar de slaager en naar de bakker.
- Zoveel geld heb ik niet.
- De snor van ome Henk is zwart.
- Gaan we nu al?
- Wil je appels of peeren?
- Dat geeft een mooie vonk.
- Deze stoel is bezet.
- Probeer het eens opnieuw.
- Ik ga bij erwin spelen.
- Mijn hond kan goed speuren.
- Dat geeft lekker veel schuim.
- Lust jij vijgen?
- Bij gevar rolt een egel zich op.
- Mijn moeder is ziek.
- Het hol was verlaten.
- Op de heide bloeien paarse bloemen.
- mugen kunnen steken.
- Moet je eens horen.
- Het blijft niet goed plakken.
- Waarom doe je zo flauw?