Spelling: oefening 5a
Welk woord is fout gespeld?
- De borduurssteek is eenvoudig te leren.
- Dit is wat je noemt een grensgeval.
- Langs de spoorweg groeien bramenstruiken.
- Dat is zoeken naar een speld in een hooiberg.
- Pas op voor de drempol.
- We schuilen onder de luifel.
- De schaatser Sven Kramer werd wereldkampioen.
- Sorry, maar dat boeit me niet.
- Ik wil me er niet teveel mee bemoejen.
- Hij liep gedwee met de agent mee.
- De hond is al een uur op het bot aan het kluiven .
- De leerlingen zijn ijverig aan het werk.
- Op mijn vurjaardag tracteer ik op trekdrop.
- De hele familie was aanwezig.
- Van het servies van oma is niet veel over.
- Dat lijkt me een aardige bezigheid.
- Ze heeft mooie wenkbrouwen.
- Op de Noordzee wordt dagelijks gevist.
- De dokter gaf me een zalfje.
- De kapitein heeft de leiding.
- Een kieselsteen is erg hard.
- Ben je morgen weer van de partij?
- Tot zover dit bericht.
- In de sportkrant lees je het laatste sportnieuws.
- Reegelmatig is er sprake van overlast.
- De meeste toeschouwers zijn duidelijk voor het Nederlands elftal.
- Ik stond bovenop een mierenhoop.
- Sta jij niet in het telefoonboek?
- Ik woon in de bloemstraat op nummer 4.
- Maar dat is belachelijk!
- Wie neemt de telefoon even op?
- De verlichting staat continu aan.
- Het was echt een griezelug verhaal.
- Wat een dwaasheid!
- Het was een wonderlijk gezicht.
- Het is tenslotte maar een film.
- Ik kan me er vreseluk over opwinden.
- Als je in de gelegenheid bent, kom je maar eens langs.
- De reizigers waren moe van het wachten.
- Vertel me je geheim!