Spelling: oefening 5b
Welk woord is fout gespeld?
- Ik zal je de waarhijd vertellen.
- Aan de hand van de hoogte van de vlucht van zwaluwen kun je het weer voorspellen.
- De penhouder is zojuist kapot gegaan.
- Met hamer en beitel werd de klus geklaard.
- Je ziet er droeveg uit.
- Ze lopen over gloeiende kolen.
- Zal er zo niemand over struikelen?
- Heb medelijden!
- De sluisen gaan om 16.00 uur open voor alle boten.
- Het verteren van gras en voer doet een koe met haar vier magen.
- De verzekering heb ik gisteren opgezegd.
- Je moet haar niet zo treiteren!
- De kikker sprinkt met een plons in het water.
- Marco zit nu al drie jaar in de gevangenis.
- Je moet het me beloven.
- Kijk eens wat ik op het strand vond!
- In Mei leggen alle vogels een ei.
- We reizen met de trein naar Haarlem.
- Op de broodschaal lagen allerlei broodjes.
- Wat een akelig gezicht.
- Die hond jangt al de hele dag!
- Ik wil later beroemd worden.
- Luister eens naar de echo.
- Stuur je hem een nieuwjaarskaart ?
- We gaan in julie op vakantie!
- In december was het behoorlijk koud.
- Deze scheidsrechter is partijdig!
- Dit is een zeer zeldzaam exemplaar.
- Vanaf de heuvol sprong hij naar beneden.
- De lucht is grauw.
- Mijn vrijheid is goud waard!
- Wat een pech heb ik vandaag!
- De matroozen sprongen aan wal.
- In het centrum van Alkmaar vind je de kaasmarkt.
- Hoeveel dm is 1 meter?
- Komt Thomas ook?
- In afrika zijn veel arme landen.
- Het duurde maar even.
- Mijn vader kan goed timmeren.
- De knikker rolde langs de richel.