Spelling: oefening 6b
Welk woord is fout gespeld?
- Mijn oom behankt onze woonkamer.
- Wij stappen over op groene energie.
- Dat wordt je t.z.t. wel duidelijk.
- Feitelijk was er niet veel aan de hand.
- Vuile huigelaar!
- Wat ben jij een ijdeltuit zeg!
- De bank is met fluweel gestoffeerd.
- De meester en juf fronsen beiden hun voorhoofd.
- Ellen stopt de was in de centrifuze .
- Marloes houdt niet van rauwkost.
- Deze methode is omstreden.
- We maken onszelf belachelijk.
- De twee fotograven werkten uitstekend samen.
- De lekke boot zinkt als een baksteen naar de bodem.
- In het riool stinkt het.
- Ze zijn een tunnel aan het graven.
- Je geloofd me toch niet.
- De bejaarde man is kreupel geworden.
- Hare Majesteit de Koningin bezoekt ons buurland.
- Ze speelt buiten met haar vriendin.
- Waar licht de afstandsbediening?
- Mijn tas hangt aan de kapstok.
- Zelf zegt ze, dat het niet waar is.
- De situatie is gewijzigd.
- Ze bedoeld het niet kwaad.
- Is de Waal een arm van de Rijn?
- Je moet het paard elke dag borstelen.
- Ed bedankt zijn beste vriend voor het cadeau.
- Is meneer klinkhamer aanwezig?
- De zusjes giechelen bij het zien van hun pas geknipte vader.
- Je kunt ook zeezout i.p.v. gewoon zout gebruiken.
- De club was weer compleet.
- Mijn moeder heeft op de universitijd gezeten.
- De panter loerde naar zijn prooi.
- Die garantie kan ik je niet geven.
- Twee koolmezen vochten om de pinda's.
- Heb je een nieuw horloozje?
- Nee, bedankt.
- De wedstrijd is tot nu toe erg spannend.
- Ze verlangt naar hem.