Leestekens

Vul alles in en klik dan op "Controleer".
Lees eerst de uitleg. Maak dan de opgaven die eronder staan.

Uitleg:
Punt: aan het eind van een zin.

Vraagteken: aan het eind van een vraagzin.

Uitroepteken: na een uitroep of een bevel.

Komma:
- voor het aangeven van een pauze in de zin;
- tussen twee persoonsvormen;
- in een opsomming.

Dubbele punt:
- voor een gesproken tekst;
- aan het begin van een opsomming;
- bij een nadere uitleg.

Aanhalingstekens: voor en achter een gesproken tekst.

Opdracht: vul de juiste leestekens in.
1. Zaterdag gaan we schaatsen op de kunstijsbaan in Amsterdam
2. Heb je zin om mee te gaan
3. We vertrekken om 10.00 uur maar je mag vanaf 9.00 uur bij mij komen
4. Vergeet niet je schaatsen mee te nemen
5. Mijn moeder vraagt Wil je ook je eigen lunchpakket meenemen
6. Mijn vader roept op de achtergrond Vergeet ook je goede humeur niet
7. Ik zet nog even voor je op een rijtje wat je zaterdag mee moet nemen
- in de eerste plaats je schaatsen;
- in de tweede plaats je lunchpakket;
- tenslotte je goede humeur
8. Indien je geen zin hebt om mee te gaan moet je het natuurlijk eerlijk zeggen