Vul de woorden op de juiste plaats in. Let op de spelling!
Kies uit: beleefd, brutaal, dapper, gluren, graaien, kluns, maat, plechtig, slenteren, snotteren.

1. We over de camping en we zien wel waar we uitkomen.
2. Ze door het sleutelgat.
3. Ze zijn allebei verkouden en voortdurend.
4. Het was van haar, dat ze het voor haar vriendin opnam.
5. Als je het vraagt, mag het waarschijnlijk wel.
6. Jesse kreeg straf, omdat hij was geweest.
7. Ga niet in de bak snoep, maar kies gewoon iets uit.
8. Een van me heeft wel eens een briefje van 10 euro gevonden.
9. De bruid en bruidegom beloven voor elkaar te zullen zorgen.
10. Heb je het dienblad laten vallen? Wat een ben je soms.