Begrijpend lezen: verwijswoorden

Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord in regel 2?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord in regel 5?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord in regel 7?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord in regel 8?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord in regel 9?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijzen de dikgedrukte woorden in regel 9-10 ("het ontdenkbare")?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord "hij" in regel 11?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord "hier" in regel 11?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij
Lees de tekst: "Een oud bruggetje"

Naar wie of wat verwijst het dikgedrukte woord in regel 12?
1. het houten bruggetje
2. afgelegen wijk
3. Paul
4. het wegzakken van het hout onder zijn voeten
5. John en Paul
6. John
7. voet
8. planken
9. het ontbreken van drie planken op rij

Begrijpend lezen: verwijswoorden

Klik op het vraagteken dat voor het juiste antwoord staat.