kies de juiste zin.
Klik op het vraagteken dat voor het juiste antwoord staat.
Laat alle vragen zien
<=
=>
..................................
hij neemt een net mee.
hij gaat vissen.
?
bart gaat naar het strand.
?
bart gaat naar het zwem-bad.
?
bart gaat naar het bos.
..................................
het net gaat door het water.
dan staat bart stil.
?
bart loopt door de zee.
?
bart roept.
?
het net ligt op het strand.
..................................
er zwemt een visje in.
het is een garnaal.
?
bart kijkt in een net.
?
bart loopt op het strand.
?
de zon is fel.
..................................
en hij heeft sprieten.
die zitten op zijn kop.
?
de garnaal is bruin.
?
bart is bruin.
?
de zee is zout.
OK