"Ik kan vertellen wat in verhouding het grootst is."
Welke pot is
in verhouding tot de bloem het grootst?
- pot A
- pot B
- pot C
Welke auto is
in verhouding tot de meneer het kleinst?
- auto A
- auto B
- auto C
Welke paraplu is
in verhouding tot de dame het kleinst?
- paraplu A
- paraplu B
- paraplu C