Sterke (of 'klankveranderende') werkwoorden

Vul alles in en klik dan op "Controleer".

1. Bij het snowboarden heb ik mijn been (breken) .

2. De bloemist (liegen) , toen hij me "verse" bloemen (verkopen) .

3. Vorig jaar (zinken) onze lekke boot in de sloot.

4. Je zag, hoe Eefje vorige week (genieten) van het uitstapje.

5. De rijke man (schenken) twee jaar geleden veel geld aan goede doelen.

6. De vis (bederven) , doordat de marktkraam in de zon stond.

7. Je hebt me fijn (helpen) met het verplaatsen van de bakstenen.

8. Ze (smijten) haar tas in de hoek en liep direct naar boven.

9. Het scheepje werd (verzwelgen) door de enorme watermassa.

10. Hij (zwerven) een paar weken in deze buurt rond, voor hij verdween.