Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Vul alles in en klik dan op "Controleer". Druk op [?] of "Hint" voor hulp. Dat kost echter wel punten.
1. De man is zijn tuinpad aan het (verbreden)
.
2. Het tuinpad (worden)
nu door de man (verbreden)
.
3. De man (verbreden)
op dit moment zijn tuinpad.
4. Hij is tevreden over zijn (verbreden)
tuinpad.
5. Gisteren (verbreden)
hij zijn tuinpad ook al.
6. Het tuinpad is gisteren al een heel stuk (verbreden)
.
7. De buurman en hij waren het tuinpad aan het (verbreden)
.
8. Zij (verbreden, meervoud)
het tuinpad gisteren.
9. Tijdens het (verbreden)
kletsten ze met elkaar.
10. Al kletsend en (verbreden)
zagen ze het tuinpad breder worden.
11. (verbreden)
jij je tuinpad wel eens?
12. Jij (verbreden)
je tuinpad nooit?
13. (verbreden)
zelf je tuinpad ook eens, man!
Controleer
Hint
OK