Werkwoordspelling - oefening 1

Voortgezet onderwijs

Vul de juiste werkwoordsvorm in. Klik onderaan op 'Controleer', als je klaar bent.

1. (vermijden) die buurt 's nachts zoveel mogelijk.
2. Ik (trappen) gisteren in een (verroesten) spijker.
3. Ze heeft lang over haar beslissing (dubben) .
4. De gans (broeden) momenteel op haar eieren.
5. Het (bevreemden) me, dat je nu nog steeds met haar omgaat.
6. Zodra ze de leeuwen in de gaten kregen, (vluchten) de antilopen.
7. Ik ben erg blij je hier te (ontmoeten) .
8. (antwoorden) alsjeblieft snel!
9. Na twee dagen (melden) zich drie mensen, die toestemming hadden (verlenen) .
10. De (vergiftigen) honden (overlijden) enkele uren geleden.
11. (melden) het aan iedereen die je ziet!
12. Ik (achten) de kans klein, dat de zaak (oplossen) zou worden.
13. Het elftal (verliezen) vorige week, omdat het zijn verdediging (verwaarlozen) .
14. Op een zelf (leggen) parketvloer geven wij geen garantie.
15. Wat (worden) er tegenwoordig een hoop geld (verspillen) aan producten die we niet nodig (hebben) .