Werkwoordspelling - oefening 6

Voortgezet onderwijs

Vul de juiste werkwoordsvorm in. Klik onderaan op 'Controleer', als je klaar bent.

1. In de gouden eeuw (uitbreiden) de stad Amsterdam zich behoorlijk uit.
2. De feestelijk (verlichten) tuinen trokken veel bezoekers.
3. De politie (aanhouden) gisteren twintig te zwaar (beladen) voertuigen aan.
4. (voorbereiden) de spreekbeurt heel goed voor.
5. Toen ik op vakantie was, (oppassen) mijn buurvrouw op m'n katten.
6. Ik hoop dat ik mijn voorsprong voorlopig (vasthouden) .
7. Het (bespieden) meisje stapte naar de politie.
8. Eerst (lusten) ik geen andijvie, maar nu wel.
9. De door het volk (verachten) leider werd afgezet.
10. Ze was helemaal (ontroeren) , toen ze haar zus weer zag.
11. Toen de voetballers het veld (verlaten) , (groeten) ze het publiek.
12. Al is de leugen nog zo snel, de waarheid (achterhalen) haar wel.
13. Mijn clubgenoot (verbeelden) zich, dat hij de beste was.
14. Ze prikte zichzelf met een speld, toen ze het gordijn (verkorten) .
15. Gisteren (hebben) Mark en Marie de brief al moeten (posten) .