Werkwoordspelling - oefening 7

Voortgezet onderwijs

Vul de juiste werkwoordsvorm in. Klik onderaan op 'Controleer', als je klaar bent.

1. Mijn uitzicht (worden) nu (belemmeren) door die lange man voor me.
2. Beste coach, (behoeden) het elftal alsjeblieft voor een nederlaag!
3. Het hout (branden) nu goed!
4. Het nieuws over Gadhafi's dood (verspreiden) zich toen als een (lopen) vuurtje.
5. Het kan zijn dat je (vervellen) , want je hebt erg lang in de zon (zitten) .
6. Misschien moet je eens bij de (vinden) voorwerpen kijken.
7. Pas op dat je niet (uitglijden) , want het heeft (ijzelen) .
8. Wie kwam je tegen, toen je de brief (posten) ?
9. Haal nog een keer diep adem, voor je het toneel (betreden) .
10. Ik voel me onheus (bejegenen) .
11. Emi en Allabi (uitvoeren) de opdracht pas uit, toen de betaling binnen was.
12. Hij (wassen) zijn hond, nadat die in de sloot had (zwemmen) .
13. De organisatoren (verkorten) het traject, toen (blijken) dat de uitputtingsslag te groot was.
14. De politie (ingrijpen) in, toen duidelijk was dat Hans en Inge hun paarden (verwaarlozen) .
15. De gevangenen (zullen) in die tijd zwaar (straffen) worden.