NIO-toets: analogieën
Hoe past het eerste woord bij het tweede?
Maan - nacht
Zon - ...
- dag
- licht
- warmte
- sterren
Hand - vinger
Voet - ...
- teen
- nagel
- been
- enkel
Haar - kapper
Gebit - ...
- tandarts
- kiezen
- hoektand
- tandpasta
Vissenkom - vis
Dorp - ...
- mens
- stad
- gebied
- platteland
Augurk - pot
Melk - ...
- pak
- kaas
- kalk
- yoghurt
Links - rechts
Horizontaal - ...
- verticaal
- boven
- landschap
- brutaal
Fiets - fietspad
Auto
- ...
- snelweg
- trottoir
- kanaal
- bospad
Pizza - oven
Aardappel - ...
- pan
- grond
- plant
- eten
Hamer - spijker
Kurkentrekker - ...
- kurk
- fles
- wijn
- glas
Groot - klein
Dik - ...
- dun
- dikst
- vet
- riem
NIO-oefenmaterialen