Woordenschat: Eigenschappen (1)

Oefening 3: vul het juiste begrip in.

Vul alles in en klik dan op 'Controleer'.
Kies uit:
joviaal, openhartig, laconiek, neerslachtig, autonoom, stijfkop, losbol, onbesuisd, empathisch, opgetogen.

1. In een interview vertelde de auteur over zijn gevoelens, die hij het boek verwerkt had.
2. Indonesië was vroeger een kolonie, maar is nu weer .
3. Frank heeft een leuke baan: hij gaat elke dag naar zijn werk toe.
4. Onze baas is : we mogen op het werk naar de finale van het wereldkampioenschap kijken.
5. Wanneer je te werk gaat, ben ik bang dat we slecht werk leveren.
6. Wat ben je toch een : je kunt toch wel eens iets van me aannemen?
7. De minister reageerde op de beschuldigingen.
8. Onze leraar is : hij kan zich goed in mijn situatie inleven.
9. Esther is een : zij leeft er lekker op los!
10. Jasmin ziet er uit; is er misschien iets aan de hand?