Middenin het bos lag een dorpje, waar iedereen zich in de kersttijd altijd heel vrolijk voelde. Maar dit jaar was het anders. De sneeuwvlokken vielen niet, veel lampjes gaven nauwelijks licht, de takken van de bomen hingen slap en zelfs de dieren in het bos leken vermoeid. De kinderen in het dorp waren bezorgd, want zonder sneeuw en stralende lichtjes zou het wel een heel saaie kerst worden.
Op een koude avond met veel wind en met weinig sterren aan de hemel, zat een meisje genaamd Lotte bij haar raam. Ze staarde naar de donkere bomen en vroeg zich af of er iets gedaan kon worden, om het dorp weer vrolijk te maken. Ze stond op, trok haar dikke winterjas aan en besloot een wandeling door het bos te gaan maken.
Al gauw kwam ze twee vossen tegen, die met elkaar aan het vechten waren. "Stoppen jullie!" riep Lotte. "Help elkaar liever, om wat voedsel te vinden met deze kou." Een van de vossen rende weg, de ander liep een eindje met Lotte mee.
De wind werd heviger en de vos begon te rillen. "Kom maar, vriendje", zei Lotte en ze drukte het verkleumde dier tegen zich aan. Ze wees naar een grote dennenboom verderop, die licht uitstraalde. "Zie je die glinstering? Daar gaan we naartoe."
Naarmate Lotte en de vos dichterbij __1__ kwamen, zwakte de storm af en werd de temperatuur aangenamer. De lucht vulde zich met een heerlijke dennengeur. En nog dichterbij gebeurde er iets wonderlijks: het glinsterende licht in de boom veranderde plotseling in een klein, vrolijk elfje met zilveren vleugeltjes. Het sprak: "Lieve Lotte, jij hebt een hart van goud. Jij beseft dat vrede en vriendschap de magie van kerst zijn. Leg je hand alsjeblieft op de stam van deze oude boom."
Lotte begreep niet direct wat haar overkwam, maar ze legde haar hand op de stam van de oude dennenboom. Onmiddellijk begonnen er grote vlokken sneeuw te vallen, de bomen kwamen tot leven en overal in het dorp fonkelden er ineens lichtjes. Verheugd rende Lotte terug naar haar woning. Haar dorp beleefde een magische kerst.