Zinsontleding

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Heeft tante Toos de plantjes water gegeven?
1. tante Toos
2. Toos
3. tante
4. de plantjes
Wat is het gezegde in onderstaande zin?

Heeft tante Toos de plantjes water gegeven?
1. heeft gegeven
2. heeft
3. gegeven
4. water
Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Heeft tante Toos de plantjes water gegeven?
1. water
2. de plantjes
3. heeft gegeven
4. tante Toos
Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

Heeft tante Toos de plantjes water gegeven?
1. de plantjes
2. water
3. tante Toos
4. gegeven
Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Voor het vleesetende plantje zal ik een paar vette vliegen vangen.
1. ik
2. het vleesetende plantje
3. vette vliegen
4. een paar vette vliegen
Wat is het gezegde in onderstaande zin?

Voor het vleesetende plantje zal ik een paar vette vliegen vangen.
1. zal vangen
2. vangen
3. zal
4. ik
Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Voor het vleesetende plantje zal ik een paar vette vliegen vangen.
1. een paar vette vliegen
2. voor het vleesetende plantje
3. zal vangen
4. vette vliegen
Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

Voor het vleesetende plantje zal ik een paar vette vliegen vangen.
1. voor het vleesetende plantje
2. een paar vette vliegen
3. ik
4. zal vangen