Online oefenen bij dit boek:
Thema: huis en tuin
Spreekwoorden (lijst kopiëren en plakken in het eerste vak van een oefening op deze pagina)
Veel in huis hebben# |
Aan de bel trekken# |
Iemand om de tuin leiden# |
Dat is niet om over naar huis te schrijven# |
Ergens over de vloer komen# |
Met de deur in huis vallen# |
Het viel hem koud op zijn dak# |
Daar kan de schoorsteen niet van roken# |
De vloer met iemand aanvegen# |
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens# |
Ergens intuinen# |
Uit je dak gaan# |
Zijn bedje is gespreid# |
Iets van tafel vegen# |
Iets van de daken schreeuwen# |
Waarschuwing: als je (per ongeluk) niet de hele lijsten kopieert en plakt, kan dat leiden tot verkeerd oefenen!
Betekenissen (lijst kopiëren en plakken in het tweede vak van de oefening)
Veel talenten hebben# |
Zeggen dat er iets niet klopt# |
Iemand bedriegen# |
Daar kun je maar beter over zwijgen# |
Ergens aan huis komen, bij iemand thuis komen# |
Onverwachts langskomen# |
Het was een onprettige verrassing# |
Daar kan je niet van leven# |
Felle kritiek leveren op een persoon# |
Het is nergens beter dan thuis# |
De grap niet doorzien, niet doorhebben dat je in de maling wordt genomen# |
Helemaal gek worden van blijdschap# |
In een situatie komen waar alles voor je geregeld is# |
Duidelijk zeggen dat je iets geen goed plan vindt# |
Iets aan iedereen vertellen# |