Online oefenen bij dit boek:
Thema: kleding
Spreekwoorden (lijst kopiëren en plakken in het eerste vak van een oefening op deze pagina)
Iets als je broekzak kennen# |
Van de hoed en de rand weten# |
Er zonder kleerscheuren vanaf komen# |
Iets aan je laars lappen# |
Iets uit je mouw schudden# |
Van iemand geen hoge pet op hebben# |
Het gaat hem boven de pet# |
Iemand iets in de schoenen schuiven# |
Iets op je sloffen kunnen# |
De stoute schoenen aantrekken# |
Dat heeft hem de das omgedaan# |
De broekriem aanhalen# |
Dat kan je in je zak steken# |
Iemand achter de vodden zitten# |
Het naadje van de kous willen weten# |
Waarschuwing: als je (per ongeluk) niet de hele lijsten kopieert en plakt, kan dat leiden tot verkeerd oefenen!
Betekenissen (lijst kopiëren en plakken in het tweede vak van de oefening)
Iets heel erg goed kennen# |
Van een onderwerp alles afweten# |
Iets goed doorstaan# |
Je ergens niks van aantrekken# |
Iets moeilijks vertellen zonder dat het je veel moeite lijkt te kosten# |
Vinden dat iemand niet erg slim is# |
Het is te moeilijk voor hem# |
Iemand ergens de schuld van geven# |
Iets zonder inspanning kunnen# |
Toch iets doen wat je eigenlijk niet goed durft# |
Dat heeft ervoor gezorgd dat het bij hem mis ging# |
Zuinig aan doen# |
Die opmerking is voor jou bedoeld# |
Iemand steeds aansporen om hem ergens toe te krijgen# |
Precies willen weten hoe iets zit# |